Vakhtang Kakhidze: Requiem

Op zaterdag 18 november weerklinkt een bijzonder werk in de Koningin Elisabethzaal. De Georgische componist Vakhtang Kakhidze dirigeert er zijn Requiem, samen met het Symfonieorkest van Tbilisi, het Georgisch Staatskoor, twee a capella-ensembles en een knaapsolist. Een monumentaal werk over rouw en verlies.

Vakhtang Kakhidze is een indrukwekkende verschijning. Met een vastberaden blik wandelt hij de Koningin Elisabethzaal binnen, de plaats waar binnenkort zijn Requiem zijn Belgische première krijgt. Hij had niet gedacht dat hij het werk ooit buiten Georgië zou opvoeren. Hij had oorspronkelijk zelfs niet gedacht dat er überhaupt een requiem zou komen.

“Ik geloof dat niet elke componist een requiem kan schrijven. Die innerlijke drang komt niet vanzelf. Je moet de dood meegemaakt hebben om erover te kunnen schrijven. Het is iets spiritueels dat je niet zomaar kan uitleggen.”

“Mijn vader, Jansug Kakhidze, was een van de grootste componisten die Georgië ooit gekend heeft. Hij trok de wereld rond om met de grootste orkesten te werken. Hij heeft in de jaren 90 zelfs enkele keren voor het Antwerp Symphony Orchestra (dat toen de naam ‘Koninklijk Filharmonisch Orkest van Vlaanderen’ droeg, red.) gestaan. Maar zijn hart lag onvermijdelijk bij Georgië. Hij richtte er het Symfonieorkest van Tbilisi op, dat zijn residentie vond in een gloednieuw muziekcentrum in diezelfde stad, en dat later naar hem vernoemd werd.”

“Toen hij stierf in 2002, liet dat een heel grote indruk na. Een tweede klap voor mij persoonlijk kwam er begin 2020, toen ook mijn moeder stierf. Plots was ik een wees, en dat besef gaf me de finale duw. De muziek kwam er razendsnel uit, alsof alles klaar zat. Muzikale ideeën, structuur, instrumentatie: zonder twijfelen schreef ik maat na maat, tot het klaar was.”

“Daarna volgde een horrorperiode. Want ik had dan wel een groots requiem geschreven, maar we konden het door de coronopandemie nergens repeteren, laat staan opvoeren. Uiteindelijk heeft het nog anderhalf jaar geduurd voor het in première kon gaan. Een heel louterend moment.”

Uw Requiem speelt bovendien met de structuur van het ‘traditionele’ requiem.

“De requiems die de meeste mensen kennen – Mozart, Fauré, Verdi – volgen hetzelfde stramien: symfonisch orkest, gemengd koor, solisten. Aangezien de Georgische volksmuziek zo belangrijk is geweest voor ons land, wou ik die absoluut ook vermengen in het werk.”

“Georgië heeft een heel aparte muziektraditie. We liggen al sinds het begin van de geschiedenis op de breuklijn tussen oost en west. De klassieke kunstmuziek, zoals die in Europa werd gecomponeerd, kwam vanzelfsprekend tot bij ons. Maar er is evengoed een grote invloed van de Byzantijnse volksmuziek.”

De Georgische polyfone volksmuziek werd zelfs enkele jaren terug opgenomen als immaterieel cultureel erfgoed.

“In grote lijnen heb je twee stromingen binnen Georgië. In het oosten van het land valt de muziek vaak terug op een gecomponeerde baslijn waar één of twee stemmen op geïmproviseerd worden. Westelijker zijn de drie stemmen volledig onafhankelijk van elkaar, alsof ze elk in een eigen wereld rondzwerven. Het zijn die stemmen die de Georgische volksmuziek prachtig en uniek maakt. Maar dat is ook net hetgeen wat zorgt voor extra moeilijkheden wanneer je ze wil gebruiken binnen een traditioneel Westers kader. Alleen al de specifieke intonatie valt bijna niet neer te schrijven in notenbalken.”

Hebben de twee dan altijd naast elkaar bestaan?

“Georgië is nooit een eiland geweest. De meeste Europese opera’s werden opgevoerd in Tbilisi. Het is dan ook logisch dat die westerse muziek een grote invloed had op onze muziek. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw worden er grote werken geschreven door Georgische componisten. Veelal leerden zij het vak in Europese steden, zoals Sint-Petersburg, vooraleer ze terugkwamen naar het thuisland.”

“Vanaf 1917 wordt in Tbilisi compositieleer gegeven aan het conservatorium. Het zorgde voor nieuwe generaties aan componisten die gegrond bleven in de traditie. Maar op een of andere manier bleef de polyfone volkszang bestaan náást de klassieke muziek, in plaats van zich logischerwijs te vermengen.”

Is dat de reden waarom je, naast de gebruikelijke Latijnse tekst, ook enkele zinnen in het Georgisch toevoegde aan het Requiem?

“De knaapsolist vertolkt het Georgische kind. Hij rouwt, en hoe kan je dat beter dan in de taal die je helemaal beheerst. Ik schreef enkele zinnen neer die volgens mij goed aansluiten op de bestaande Latijnse tekst.”

“Ik wou bewijzen dat Westerse klassieke muziek en onze polyfone volksmuziek bij elkaar passen. Een soort van Europese sonoriteit gemengd met de Georgische traditie. Het vermengen van beide zorgt meteen voor een bijzonder spanningsveld, vol interessante muzikale texturen en dissonanties.”

Het vrouwenkwartet en mannensextet blijven bij de traditionele Latijnse tekst. Vooral in het prachtige Recordare of het dreigende Confutatis valt op hoe de twee stijlen vermengd raken.

“Het vrouwenkwartet zingt in de oost-Georgische traditie waar ik het eerder over had, het mannensextet gebruikt de typisch west-Georgische manier van zingen. De heel specifiek harmonieën klinken als volksmuziek, maar dan op de tekst die iedereen herkent van Mozart of Verdi. De nieuwe melodieën klinken vertrouwd. De volksmuziek zit zodanig in ons DNA dat we moeiteloos nieuwe muziek kunnen omzetten naar de oude stijl.”

Wat verwacht u van het concert in Antwerpen?

“Ik wou vooral een heel puur werk schrijven. Ik was enorm opgelucht na de première. Het voelde als een noodkreet, iets dat ik uit mijn systeem moest krijgen. Dat ik het nu nogmaals kan brengen in Antwerpen is een godsgeschenk. Hoe vaak krijg je de kans om zo’n monumentaal werk op het podium te krijgen?”

“Ik ben vooral benieuwd naar de reacties van het Belgische publiek. Jullie kennen onze tradities en onze taal niet. Gelukkig is muziek een taal die iedereen begrijpt.”

Sven Sabbe

Categorieën:Uncategorized

Plaats een reactie